Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7368

Datum uitspraak2008-01-11
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 07/4570 WW44, AWB 08/70 WW44 en AWB 07/4721 WW44
Statusgepubliceerd


Indicatie

Reg. nr. 07/4570 WW44, AWB 08/70 WW44 en AWB 07/4721 WW44 De toename van geluidsoverlast of luchtvervuiling is een andere reden van milieubeheer in de zin van artikel 5 van de Kapverordening van de gemeente Amsterdam. Samenvatting Synagoge aan de Jacob Soetendorpstraat mag worden gesloopt en de bomen in de tuin rondom deze synagoge mogen worden gekapt. Uit het bestreden besluit noch ter zitting is gebleken dat verweerder een eventuele toename van geluidsoverlast of luchtvervuiling heeft betrokken bij de heroverweging. Nu deze toename wel kan worden aangemerkt als een andere reden van milieubeheer in de zin van artikel 5 van de Kapverordening op grond waarvan een kapvergunning kan worden geweigerd heeft verweerder het besluit in zoverre dan ook ondeugdelijk gemotiveerd.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen Voorlopige voorzieningen UITSPRAAK in de gedingen met reg.nrs. AWB 07/4570 WW44, AWB 08/70 WW44 en AWB 07/4721 WW44 tussen: Bewonersvereniging de Mirandabuurt, gevestigd te Amsterdam, verzoekster, vertegenwoordigd door [verzoekster], en: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.C.H. van Dijk. Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen: Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, vergunninghouder, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger]. 1. PROCESVERLOOP De rechtbank heeft twee verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Één verzoek hangt samen met een bezwaar van verzoekster gericht tegen het besluit van verweerder van 8 september 2006 waarbij een vergunning is verleend voor het slopen van de synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam aan de [adres 1] (bestreden besluit I). Het tweede verzoek hangt samen met een beroep gericht tegen het besluit op bezwaar van 14 november 2007 (bestreden besluit II) waarin het bezwaar tegen de kapvergunning voor het kappen van 8 bomen, verplanten van 6 bomen en het – zo nodig- kandelaberen (snoeitechniek) van 3 bomen rond de synagoge aan de [adres 2] te Amsterdam, ongegrond is verklaard. Het voorschrift met betrekking tot het kandelaberen van drie bomen is komen te vervallen. Het onderzoek is gesloten ter zitting van 19 december 2007. 2. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De rechter overweegt als volgt. Ten aanzien van de sloopvergunning (bestreden besluit I) De rechter stelt vast dat bestreden besluit I is gedateerd op 8 september 2006 en op 11 september 2006 aan vergunninghouder bekend is gemaakt. Verzoekster heeft op 27 november 2007 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat zij niet eerder bezwaar heeft kunnen maken omdat de sloopvergunning niet gepubliceerd is en zij hiervan ook anderszins niet op de hoogte is gesteld. De rechter stelt vast dat de Bouwverordening 2003 van de gemeente Amsterdam geen bepalingen bevat over de publicatie van de sloopvergunning. Derhalve geldt de algemene regeling over bekendmaking en mededeling van de Awb. Verweerder heeft het besluit bekend gemaakt aan de aanvrager van de sloopvergunning conform artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. Het besluit is naar voorlopig oordeel van de rechter dan ook niet op onjuiste wijze bekend gemaakt. Verweerder was niet verplicht het besluit aan verzoekster bekend te maken dan wel aan verzoekster mede te delen dat het besluit was genomen. Gezien het vorenstaande zal het bezwaar door verweerder naar verwachting niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat er sprake is van een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Reeds hierom zal het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen. Overigens mag de sloopvergunning alleen dan worden geweigerd, indien zich één van de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde weigeringsgronden voordoet. De argumenten van verzoekster betreffende verslechtering van het leefklimaat, toename van de luchtvervuiling en van het verkeerslawaai zijn geen van allen weigeringsgronden in de zin van artikel 8.1.6 van de Bouwverordening. Indien geen van de weigeringsgronden van artikel 8.1.6. zich voordoet, is verweerder gehouden de sloopvergunning te verlenen, zoals thans ook is gebeurd. Naar voorlopig oordeel van de rechter is er dan ook geen reden te twijfelen aan de rechtmatigheid van bestreden besluit I. Ook een voorlopige inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit I leidt derhalve tot afwijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ten aanzien van de kapvergunning (bestreden besluit II) Ingevolge artikel 8:86 van de Awb kan de rechter, wanneer beroep bij de rechtbank is ingesteld, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien hij van oordeel is dat nader onderzoek na de zitting in de voorlopige voorzieningszaak redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De rechter is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in de hoofdzaak geen nader onderzoek vergen, zodat met toepassing van artikel 8:86 Awb gelijktijdig op het beroep zal worden beslist. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de kapvergunning prematuur is verleend en dat de kap van de betreffende bomen leidt tot verslechtering van het leefklimaat en toename van het verkeerslawaai en de luchtvervuiling. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening kunnen burgemeester en wethouders de vergunning slechts weigeren in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of stadsschoon of om andere redenen van Milieubeheer. De rechter stelt vast dat noch uit de motivering van het bestreden besluit noch ter zitting is gebleken dat verweerder een eventuele toename van luchtvervuiling en geluidsoverlast bij haar besluitvorming heeft meegewogen. Aangezien de door verzoekster in bezwaar aangevoerde toename van luchtvervuiling en geluidsoverlast als gevolg van de kap van de bomen op zichzelf evenwel kan worden aangemerkt als een andere reden van milieubeheer waarom een kapvergunning kan worden geweigerd (zie: uitspraak van 3 augustus 2005 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, LJN: AU0413) heeft verweerder het besluit in zoverre dan ook ondeugdelijk gemotiveerd en komt het reeds om deze reden voor vernietiging in aanmerking. Het beroep van verzoekster zal gegrond worden verklaard. De rechter ziet echter gezien het navolgende aanleiding om op grond van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van bestreden besluit II in stand te laten. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het bouwterrein waar de huidige synagoge op gesitueerd is, op 1 maart 2008 bouwrijp dient te worden opgeleverd ten einde daar kantoorgebouwen te kunnen realiseren. Omdat de bouwkavel een groter bebouwingsvlak zal beslaan dan het huidige gebouw, dient ook de omliggende tuin bouwrijp te worden opgeleverd. De kapvergunning is verleend voor de thans aanwezige bomen in de tuin. Vergunninghouder heeft de ambitie na de zomer aan te vangen met de bouw van deze kantoorgebouwen. Gelet hierop en gezien de aanvang van het broedseizoen in maart 2008 is er geen aanleiding te oordelen dat de kapvergunning prematuur is verleend. Voorts is naar voorlopig oordeel van de rechter door verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat de kap van 8 bomen en het verplanten van 6 bomen leidt tot een toename van de luchtvervuiling dan wel tot toename van verkeerslawaai. Daarnaast zal, mocht er al sprake zijn van een aantoonbare toename van de luchtvervuiling en het lawaai, deze toename gezien het geringe aantal bomen te verwaarlozen zijn. Gezien het vorenstaande zal ook het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van bestreden besluit II worden afgewezen. De rechter beslist als volgt. 3. BESLISSING De voorzieningenrechter: - verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond; - vernietigt het bestreden besluit II; - bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit II in stand blijven; - wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van de bestreden besluiten I en II af; - veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan verzoekster; - bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door verzoekster betaalde griffierecht van € 285,00 (zegge: tweehonderd en vijfentachtig euro) vergoedt. Deze uitspraak is gedaan op 11 januari 2008 door mr. H.P. Kijlstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J.W.H. Potters, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De voorzieningenrechter, Tegen deze uitspraak, voor zover deze het oordeel in de hoofdzaak (reg.nr. AWB 07/4721 WW44) betreft, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. Afschrift verzonden op: DOC: B